B&W over verdwijnen gistproductie: ‘Maar Biotech Campus gaat door’

Die boodschap hebben burgemeester en wethouders vanochtend uitgebracht, in een spoedbrief aan de gemeenteraad.  “Het Delftse gist-productiebedrijf kent een rijke geschiedenis van meer dan 150 jaar. De Koninklijke Gist & Spiritus fabriek, later Gist-Brocades, werd opgericht door de Delftse sociaal ondernemer Jacques van Marken. Het bedrijf heeft door de jaren heen een positieve impact gehad op de lokale gemeenschap en het leven in Delft. Het besluit om de strategische activiteiten van de gistproductie te heroriënteren, verandert niets aan het commitment van de huidige eigenaar DSM-Firmenich aan de locatie in Delft. De ‘Biotech Campus Delft’ is en blijft een strategische locatie, waar de technologie van vandaag voortbouwt op een trotse geschiedenis en belangrijk blijft voor toekomstige groei”, aldus B en W. 

Zoals gisteren gemeld door Omroep Delft, wordt op het oorspronkelijke Gistfabriek-terrein momenteel een gloednieuw hoofdkantoor voor de Campus gebouwd, met plek voor 500 werknemers. B en W: “Over mogelijke verder ontwikkelingen van het terrein denkt DSM-Firmenich na. Het bedrijf zal te zijner tijd in gesprek gaan met betrokken partijen, waaronder de gemeente en provincie. Voor het college van B&W zijn innovatie en duurzaamheid belangrijke kernwaarden. Delft blijft daarom investeren in het creëren van een gunstig klimaat voor innovatieve, technologische bedrijven en startups.” 

Burgemeester Marja van Bijsterveldt zei precies een jaar geleden, bij de bouwstart van dat nieuwe hoofdgebouw: “Delft is trots op het mooie kennis-ecosysteem dat de Biotech Campus is. De divisie Taste, Texture and Health met zowel het wereldwijde hoofdkantoor van de divisie, een R&D lab (onderzoek en ontwikkeling), applicatielabs en productie in de Gistfabriek, is een mooi voorbeeld voor andere plekken in Nederland.” 

De concrete maakproductie in Delft, die van gist, die zij noemde gaat eind december volgend jaar in dit geheel dus wel verdwijnen. De erfenis van Van Marken wordt verkocht aan een grote Franse gistmaker, kondigde DSM-Firmenich gisteren aan. Bij elkaar raken 150 ‘Gistfabriekers’ dan hun baan kwijt. Die groep van de gist-productie maakt deel uit van de 1.200 man/vrouw die momenteel werken op de moderne ‘Biotech Campus Delft’, zoals de naam tegenwoordig luidt. De algemene verwachting, en door DSM-Firmenich ook uitgesproken doelstelling is dat dit aantal nog sterk zal groeien door nieuwe activiteiten. 

Niettemin toont vakbond CNV zich teleurgesteld over de voorgenomen sluiting van de laatste gist-makerij in Delft. Waar zijn collega Paul Smink van vakbond FNV gisteren tegenover Omroep Delft vooral wees op de ‘heel nette’ ontslagregeling voor de 150 ‘Gistfabriekers’ die eind 2025 hun werk kwijtraken, zegt CNV-onderhandelaar Ed Leunissen: “We roepen al jaren dat eigenaar DSM-Firmenich moet investeren om de fabriek in Delft rendabel en veilig te houden. Dat is bewust niet gebeurd. Ik vind dat je als werkgever een verplichting hebt richting je medewerkers die voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van hun werk. DSM-Firmenich heeft daar niet voor gekozen. Het is teleurstellend dat het nu zo ver moet komen. Voor de mensen die het betreft is dit natuurlijk een grote schok.” 

Woordvoerder André van der Elsen van DSM-Firmenich zegt in een reactie dat nog wordt gekeken naar mogelijkheden voor ander werk van de groep ‘Gistfabriekers’ die eind 2025 hun huidige baan kwijtraken. 

Jan van der Mast, de Delftse schrijver van diverse boeken over de oprichters van de Gistfabriek en hun geschiedenis, toonde zich gisteravond op internet ook onthutst: “Hoe vertel ik het Jacques van Marken? Hij draait zich al zo vaak om in zijn kist!!!  Afijn, na 154 jaar komt er echt een einde aan het Delftse gistproces! De Zwitsers die DSM hebben overgenomen investeren niet in Delft! 150 man op straat.  Vorige maand werd ik boos opgebeld door de Delftse DSM-directeur dat ik op mijn scheurkalender sprak van een overname van de Zwitsers: ‘Jan, er zitten nog veel DSM-mensen in de top van het nieuwe concern’.  Jaja.”