‘Sluiting van Gist onvermijdelijk…? Ik kan daar echt boos om worden’

“Of hij het besluit tot sluiting eind 2025 van de Gistfabriek had zien aankomen?” Die vraag verrast Jan van der Mast eventjes. Maar dan komt zijn strijdbaarheid weer naar boven. ‘Ik kan er echt boos om worden. Dat de sluiting van de Gistfabriek ‘onvermijdelijk’ was is een woord dat DSM-directeur Fedde Sonnema gebruikt. Maar het is een soort propagandamachine die zo in gang wordt gezet, van: ‘Jongens, we konden niet anders, jammer voor die 150 mensen die op straat komen.’ Dat is eigenlijk echt stuitend.

Jan van der Mast (midden) in de studio van Omroep Delft
Jan van der Mast is dé kenner van de in 1986 begonnen geschiedenis van de Gist- en Spiritusfabriek in Delft. Hij is bezig aan nog weer een nieuw boek over de ‘eerste sociale ondernemer van Nederland’, zoals hij oprichter Jacques van Marken en zijn vrouw Agneta Matthes beschrijft. “Ja, je mag hem een Delfts icoon noemen”, aldus Van der Mast in een radio/tv interview met Omroep Delft over de emoties rond de vorige week aangekondigde sluiting van de 155 jaar geleden opgerichte Gistfabriek. 

 

Doet Steeds Minder 
Hoe belangrijk de Van Markens zijn geweest voor Delft, ervaarde hij vijf jaar geleden toen hij bij de herdenking van het 150-jarig bestaan een expositie mocht inrichten, en lezingen hield in het toen al leegstaande Grote Kantoor aan de Wateringsevest. “Het werd niet onderhouden, de ruitjes vielen eruit omdat DSM niet aan onderhoud deed. Maar ik heb er drie maanden ook lezingen gehouden. Daar kwamen 20.000 mensen op af. Dat toont wel aan hoe dit leeft. Er kwam ook iemand naar me toe, die zei: Weet u wat DSM betekent, meneer Van der Mast? Doet Steeds Minder!”. En eigenlijk is dat voor mij de essentie van het verhaal.”  

 

“Ik denk het wel”, zegt Van der Mast op de vraag of de fusie vorig jaar van DSM (met het Zwitsers bedrijf Firmenich) heeft geleid tot een versnelling van het vorige week aangekondigde besluit tot sluiting van De Gist, zoals de fabriek in de Delftse volksmond is gaan heten. “Het gaat nu om de centen. En dát is het verschil met Van Marken. Ja, hij kocht zelf ook bedrijven op, zoals in Delfshaven, maar dan gingen die werknemers op een boot naar Delft, en dan werden ze hier feestelijk ontvangen. Het gemeenschappelijk gevoel, dat was belangrijk.” 
 
Oog voor de mensch 
“Van Marken noemde zijn fabriek altijd zijn kunstwerk. Het was geen verdienmodel, zoals nu het geval is. Hij was op een heel andere manier ondernemer. Ja, ook met oog op winst, maar hij heeft bij mijn weten nooit mensen ontslagen. Toen zijn oliefabriek hier in het begin slecht draaide, zocht hij contact met de gebroeders Calvé in Bordeaux, die goede contacten hadden met pinda-plantages in Afrika. Daar redde hij zijn fabriek mee in Delft. Dat ging toen Calvé heten, maar dat maakte niet uit. Hij werd de directeur. Op die manier heeft hij door een fusie aan te gaan werkgelegenheid in Delft gered. Dat is heel wat anders dan zoals het nu gaat, waarbij mensen worden afgestoten.”  
 
Van der Mast is al vele jaren geraakt door geest van Van Marken, de ‘eerste sociale ondernemer van Nederland, eind 19e eeuw’, zoals hij hem omschrijft. “Ja, hij was echt bijzonder. Het was de tijd van grote armoede. Arbeiders werden uitgebuit. Er woonden toen 25.000 mensen in de binnenstad van Delft, tegenwoordig 5.000. Dus allemaal gezinnen toen in één kamertje, treurig. En met hem kwam er een ondernemer die oog had voor ‘de mensch’. En voor hen heeft hij 107 voorzieningen bedacht die niet bestonden, zoals de ondernemersraad.” 
Calvé fabriek in Delft | Foto: Stadsarchief Delft
Hoeden en petten 
“Hij zat in een groep van buitenlandse vooruitstrevende ondernemers, die kwamen in Frankrijk bij elkaar, en die wisselden ideeën uit. Zoals Van Marken Ideeën uitwisselde met Stork in Nederland. Die begon een ambachtsschool, voorloper van de lts. Van Marken nam dat over.”  

 

Vakbonden waren in het begin echter niet zo blij met deze ondernemer, bevestigt Van der Mast op een vraag van Omroep Delft interviewer Frans van Rijnswou. De bonden hadden in die tijd meer baat bij een tweestrijd tussen ‘hoeden en petten’. De bonden raadden hun achterban bijvoorbeeld dringend aan om niet in het Agnetapark te gaan wonen. Van der Mast: “Ja, het was heel dapper dat hij dat doorbrak. Hij ging tussen zijn personeel in wonen. Hij droeg trouwens nooit een hoed, hij was solidair met de petten.”  
 
“Je mag Van Marken echt zien als een Delfts icoon, absoluut. Hij is voor mij de personificatie van de vooruitstrevende ideeën van de 19e eeuw. Hij heeft Delft wakker gekust, zeg ik wel. Hij was 24 hè, toen hij hier kwam, Agneta was 22. Ik ben nu voor museum Van Marken een boek aan het schrijven over industrie langs de Schie, en daarbij ontdek ik dat hij nog veel belangrijker was dan ik dacht. Hij was bij voorbeeld ook betrokken bij de Reineveld machinefabriek. Hij kocht 50 procent van de aandelen, en de goede mensen van de Gistfabriek mochten daar directeur worden. Dat hoorde ook bij zijn imperium, aan de overkant van de Schie. Dat heeft hij ook goed geleid.” 
 
Vastbinden aan de entree 
“Ik was een paar weken geleden in Brugge, waar Van Marken in 1897 ook een gistfabriek had opgebouwd. Ik mocht daarover vertellen voor de Rotary, in een grote enzymenfabriek. Ze kenden daar de geschiedenis van Van Marken helemaal niet. De directeur zei ‘Fantastisch, je moet dat verhaal nog een paar keer bij ons komen vertellen’. Ik zei ‘Dat doe ik graag’. Dus een maand later nam ik weer contact op met die man, en die zei: ‘Sorry, we zijn overgenomen door een Amerikaans bedrijf’. Zo gaat dat dus. 
 
En dan komt nu ook het einde van die Gistfabriek in zicht, eind volgend jaar. “Ja, ik ben boos op de leidinggevenden daar. Misschien laat ik me op de sluitingsdag vastbinden aan de entree. Want ik wil er toch wel de nadruk op leggen dat het niet netjes is, zoals het nu gaat.”